16 En de krijgsknechten leidden Hem binnen in de zaal, welke is het rechthuis, en riepen de ganse bende samen; 17 En deden Hem een purperen mantel aan, en een doornenkroon gevlochten hebbende, zetten Hem die op; 18 En begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! 19 En sloegen Zijn hoofd met een rietstok, en bespogen Hem, en vallende op de knieen, aanbaden Hem. 20 En als zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den purperen mantel af, en deden Hem Zijn eigen klederen aan, en leidden Hem uit, om Hem te kruisigen.