Solomon and His Bride Delight in Each Other

Song of Solomon 1

8 Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.

9 Mijn vriendin! Ik vergelijk u bij de paarden aan de wagens van Farao. 10 Uw wangen zijn liefelijk in de spangen, uw hals in de parelsnoeren.

11 Wij zullen u gouden spangen maken, met zilveren stipjes.

12 Terwijl de Koning aan Zijn ronde tafel is, geeft mijn nardus zijn reuk. 13 Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre, dat tussen mijn borsten vernacht. 14 Mijn Liefste is mij een tros van Cyprus, in de wijngaarden van En-gedi.

15 Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! Zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven ogen.

16 Zie, gij zijt schoon, mijn Liefste, ja, liefelijk; ook groent onze bedstede. 17 De balken onzer huizen zijn cederen, onze galerijen zijn cypressen.

Song of Solomon 2

1 Ik ben een Roos van Saron, een Lelie der dalen.

2 Gelijk een lelie onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren.

3 Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en zit er onder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet. 4 Hij voert mij in het wijnhuis, en de liefde is Zijn banier over mij. 5 Ondersteunt gijlieden mij met de flessen, versterkt mij met de appelen, want ik ben krank van liefde. 6 Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze mij. 7 Ik bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem! die bij de reeen, of bij de hinden des velds zijt, dat gij die liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het dezelve luste!

Next Book Next Book