18 Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere. 19 Gij mannen, hebt uw vrouwen lief, en wordt niet verbitterd tegen haar. 20 Gij kinderen, zijt uw ouderen gehoorzaam in alles, want dat is de Heere welbehagelijk. 21 Gij vaders, tergt uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden. 22 Gij dienstknechten, zijt in alles gehoorzaam uw heren naar het vlees, niet met ogendiensten als mensenbehagers, maar met eenvoudigheid des harten, vrezende God. 23 En al wat gij doet, doet dat van harte als den Heere en niet den mensen; 24 Wetende, dat gij van den Heere zult ontvangen de vergelding der erfenis; want gij dient de Heere Christus. 25 Maar die onrecht doet, die zal het onrecht dragen, dat hij gedaan heeft; en er is geen aanneming des persoons.
1 Gij heren, doet uw dienstknechten recht en gelijk, wetende, dat ook gij een Heere hebt in de hemelen.