From Abraham to Jacob

1 Chronicles 1

28 De kinderen van Abraham waren Izak en Ismael. 29 Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene van Ismael was Nebajoth, en Kedar, en Adbeel, en Mibsam, 30 Misma en Duma, Massa, Hadad en Thema, 31 Jetur, Nafis, en Kedma; deze zijn de kinderen van Ismael. 32 De kinderen nu van Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, en Medan, en Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba en Dedan. 33 De kinderen van Midian nu waren Efa, en Efer, en Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura.

34 Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel. 35 En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, en Jehus, en Jaelam, en Korah. 36 De kinderen van Elifaz waren Theman, en Omar, Zefi, en Gaetham, Kenaz, en Timna, en Amalek. 37 De kinderen van Rehuel waren Nahath, Zerah, Samma en Mizza.

38 De kinderen van Seir nu waren Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana, en Dison, en Ezer, en Disan. 39 De kinderen van Lotan nu waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna. 40 De kinderen van Sobal waren Aljan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen van Zibeon waren Aja en Ana. 41 De kinderen van Ana waren Dison; en de zonen van Dison waren Hamram, en Esban, en Jithran, en Cheran. 42 De kinderen van Ezer waren Bilhan, en Zaavan, en Jaakan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran.

43 Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen Israels: Bela, de zoon van Beor; en de naam zijner stad was Dinhaba. 44 En Bela stierf, en Jobab regeerde in zijn plaats, een zoon van Zerah, van Bozra. 45 En Jobab stierf, en Husam, uit het land der Themanieten, regeerde in zijn plaats. 46 En Husam stierf, en Hadad, de zoon van Bedad, regeerde in zijn plaats, die de Midianieten in het veld van Moab versloeg; en den naam zijner stad was Avith. 47 En Hadad stierf, en Samla, van Masreka, regeerde in zijn plaats. 48 En Samla stierf, en Saul, van Rehoboth aan de rivier, regeerde in zijn plaats. 49 En Saul stierf, en Baal-Hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats. 50 Als Baal-Hanan stierf, zo regeerde Hadad in zijn plaats, en de naam zijner stad was Pahi, en de naam zijner huisvrouw was Mehetabeel, de dochter van Matred, dochter van Mee-Sahab.

51 Toen Hadad stierf, zo werden vorsten in Edom: de vorst Timna, de vorst Alja, de vorst Jetheth, 52 De vorst Aholibama, de vorst Ela, de vorst Pinon, 53 De vorst Kenaz, de vorst Theman, de vorst Mibzar, 54 De vorst Magdiel, de vorst Iram. Dezen waren de vorsten van Edom.

Next Book Next Book