14Gij zult uws naasten landpale, die de voorvaderen gepaald hebben, niet verrukken in uw erfdeel, dat gij erven zult, in het land, hetwelk u de HEERE, uw God, geeft, om dat erfelijk te bezitten.
To Get the Full List of Definitions: Sign Up or Login
Strong's Concordance
Deuteronomy 19:14
Thou shalt not removeH5253 thy neighbour'sH7453landmark,H1366 which they of old timeH7223 have setH1379 in thine inheritance,H5159 which thou shalt inheritH5157 in the landH776 that the LORDH3068 thy GodH430givethH5414 thee to possessH3423 it.
Gij zult uws naasten landpale, die de voorvaderen gepaald hebben, niet verrukken in uw erfdeel, dat gij erven zult, in het land, hetwelk u de HEERE, uw God, geeft, om dat erfelijk te bezitten.