Book Filter:
Gen. Rev.
Can't find the answer are looking for?
Ask a QuestionEn het beginsel zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad, en Calne in het land Sinear.
Uit ditzelve land is Assur uitgegaan, en heeft gebouwd Nineve, en Rehoboth, Ir, en Kalach.
Deze zijn zonen van Cham, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in hun volken.
En Ofir, en Havila, en Jobab; deze allen waren zonen van Joktan.
En de ark rustte in de zevende maand, op den zeventiende dag der maand, op de bergen van Ararat.
Ook maakte hij twee cherubim van goud; van dicht werk maakte hij ze, uit de beide einden des verzoendeksels.
En David huppelde met alle macht voor het aangezicht des HEEREN; en David was omgord met een linnen lijfrok.
En hij verbeidde nog zeven andere dagen; toen liet hij de duif wederom uit de ark.
En hij overtrok ze met louter goud, van binnen en van buiten; en hij maakte ze een gouden krans rondom.
Zo gebood Mozes den Levieten, die de ark des verbonds des HEEREN droegen, zeggende:
Daarna stond Jozua des morgens vroeg op, en de priesters droegen de ark des HEEREN.
Alzo bracht Zadok, en Abjathar, de ark Gods weder te Jeruzalem, en zij bleven aldaar.
Uit de kinderen van Uzziel was Amminadab overste, en zijn broederen waren honderd en twaalf.
De zangers nu, Heman, Asaf en Ethan, lieten zich horen met koperen cimbalen;
Maar als die van Asdod des anderen daags vroeg opstonden, ziet, zo was Dagon op zijn aangezicht ter aarde gevallen voor de ark des HEEREN. En zij namen Dagon en zetten hem weder op zijn plaats.
Toen zij nu des anderen daags des morgens vroeg opstonden, ziet, Dagon lag op zijn aangezicht ter aarde gevallen voor de ark des HEEREN; maar het hoofd van Dagon, en de beide palmen zijner handen afgehouwen, aan den dorpel; alleenlijk was Dagon daarop overgebleven.
En David maakte zich op, en ging heen met al het volk, dat bij hem was, van Baalim-Juda, om van daar op te brengen de ark Gods, bij dewelke de Naam wordt aangeroepen, de Naam van den HEERE der heirscharen, Die daarop woont tussen de cherubim.
En ziet, Zadok was ook daar, en al de Levieten met hem, dragende de ark des verbonds van God, en zij zetten de ark Gods neder; en Abjathar klom op, totdat al het volk uit de stad geeindigd had over te gaan.
Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, de oversten der vaderen, onder de kinderen Israels, tot den koning Salomo te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad Davids, dewelke is Sion.
De koning Salomo nu en de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren, waren met hem voor de ark, offerende schapen en runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld, noch gerekend worden.