Book Filter:
Gen. Rev.
Can't find the answer are looking for?
Ask a QuestionIndien ik mij wasse met sneeuwwater, en mijn handen zuivere met zeep;
Dan zult Gij mij in de gracht induiken, en mijn klederen zullen van mij gruwen.
Zo zal ik spreken, en Hem niet vrezen; want zodanig ben ik niet bij mij.
En zou beginnen zijn mededienstknechten te slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards;
Welke zijn een schaduw der toekomende dingen, maar het lichaam is van Christus.
Welke dingen alle verderven door het gebruik, ingevoerd naar de geboden en leringen der mensen;
Alzo zijn mij maanden der ijdelheid ten erve geworden, en nachten der moeite zijn mij voorbereid.
Hij zal niet meer wederkeren tot zijn huis, en zijn plaats zal hem niet meer kennen.
Waarlijk, ik weet, dat het zo is; want hoe zou de mens rechtvaardig zijn bij God?
Die de bergen verzet, dat zij het niet gewaar worden, Die ze omkeert in Zijn toorn;
Die den Wagen maakt, den Orion, en het Zevengesternte, en de binnenkameren van het Zuiden;
Hoeveel te min zal ik Hem antwoorden, en mijn woorden uitkiezen tegen Hem?
Denwelken ik, zo ik rechtvaardig ware, niet zou antwoorden; mijn Rechter zal ik om genade bidden.
Zo schroom ik voor al mijn smarten; ik weet, dat Gij mij niet onschuldig zult houden.
Opdat hij niet onvoorziens kome, en u slapende vinde.
Ja, ook de haren uws hoofds zijn alle geteld. Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven.
Ben ik dan een zee, of walvis, dat Gij om mij wachten zet?
Die de aarde beweegt uit haar plaats, dat haar pilaren schudden;
God zal Zijn toorn niet afkeren; onder Hem worden gebogen de hovaardige helpers.
Dat is een ding, daarom zeg ik: Den oprechte en den goddeloze verdoet Hij.