Book Filter:
Gen. Rev.
Can't find the answer are looking for?
Ask a QuestionWant gij zijt een heilig volk den HEERE, uw God; u heeft de HEERE, uw God, verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken, die op den aardbodem zijn.
En God zag hun werken, dat zij zich bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God over het kwaad, dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet.
Den zoon van Amarja, den zoon van Azarja, den zoon van Merajoth,
Blaast de bazuin in de nieuwe maan, ter bestemder tijd, op onzen feestdag.
En Hij zeide tot mij: Ga heen; want Ik zal u ver tot de heidenen afzenden.
Den zoon van Sallum, den zoon van Zadok, den zoon van Ahitub,
Heft een psalm op, en geeft de trommel; de liefelijke harp met de luit.
Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israel in Mijn wegen gewandeld had!
En nu, daarom zegt de HEERE, de God Israels, alzo van deze stad, waar gij van zegt: Zij is gegeven in de hand des konings van Babel, door het zwaard, en door den honger, en door de pestilentie;
Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den HEERE.
Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, als een verscheurende en brullende leeuw.
Want het koninkrijk is des HEEREN, en Hij heerst onder de heidenen.
(Want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, en zal in eeuwigheid ophouden);
De grote verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, en de tekenen, en de wonderen, en de sterke hand, en den uitgestrekten arm, door welken u de HEERE uw God, heeft uitgevoerd; alzo zal de HEERE, uw God, doen aan alle volken, voor welker aangezicht gij vreest.
Ik bad dan tot den HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en zeide: Och Heere! Gij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden.
Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde.
Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.
Hij duikt neder, hij buigt zich; en de arme hoop valt in zijn sterke poten.
Vele varren hebben mij omsingeld, sterke stieren van Basan hebben mij omringd.
Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.