Book Filter:
Gen. Rev.
Can't find the answer are looking for?
Ask a QuestionKomt, aanschouwt de daden des HEEREN, Die verwoestingen op aarde aanricht.
De heidenen raasden, de koninkrijken bewogen zich; Hij verhief Zijn stem, de aarde versmolt.
Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!
U zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen.
Dat onze ossen wel geladen zijn; dat geen inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze straten.
Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij.
Vreemden zijn vervallen, en hebben gesidderd uit hun sloten.
Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien.
Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.
Bliksem bliksem, en verstrooi hen; zend Uw pijlen uit, en verdoe hen.
Gij, die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard;
De HEERE der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela.
Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.
Voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt; voor het verderf, dat op den middag verwoest.
Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! De Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek;
Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.
Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien.
Welgelukzalig is het volk, dien het alzo gaat; welgelukzalig is het volk, wiens God de HEERE is.
Een lied op Alamoth, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
Neig Uw hemelen, HEERE! en daal neder; raak de bergen aan, dat zij roken.